kom pap, help me
Het was een ontroerend moment:
Jorien ter Mors zat op de bank bij Henri Schut en Erben Wennemars.
Ze vertelde over haar gouden 1000 meter race
en hoe ze op het rechte eind had gedacht: 'kom pap, help me'.
Met die woorden kwamen de tranen mee.
Het raakte me, omdat er zoveel meer in mee klonk:
de pijn in haar rug,
de verloren races,
de valpartijen,
het verdriet over de dood van haar vader,
het getwijfel tussen shorttrack en lange baanschaatsen,
de risico's met de krachttraining van de laatste tijd
en misschien nog wel veel meer gedoe en verlies.
'Kom pap, help me'.
Zou je verdriet ook je kracht kunnen worden?
Geeft haar verdriet haar gouden medaille nog meer glans?
In het evangelie van deze zondag beklimt Jezus de berg.
Hij weet waar zijn weg naar toe leidt.
Hij gaat naar Jeruzalem, de stad van zijn lijden en dood.
Op de berg roept Hij ook: 'kom, Pap, help me'.
De hulp komt.
Mozes staat er. Die weet immers hoezeer een mens in het lijden gevangen kan zitten.
Elia komt. Die weet hoe een mens met God kan strijden als lijden op zijn pad komt.
Doodmoe kan je ervan worden.
Zo moe dat je zelfs denkt: 'laat maar. Voor wat nog?'
Met hen praat Hij over zijn weg,
Over lijden en sterven.
Het gesprek wordt omgeven met licht.
De leerlingen die het zien, willen er wel blijven.
Best wonderlijk, Wie wil er nu blijven als het hierover gaat?
De evangelist zegt dat ze niet weten wat ze zeggen.
En dat ze pas achteraf zullen begrijpen wat er gaande was, toen op de berg.
Wat doen wij als we lijden meemaken?
Wij ondergaan het. Wij strijden er tegen. Wij zoeken naar de zin. Wij willen een oplossing. Wij voelen ons verongelijkt. Wij hebben toch goed geleefd en goed gedaan? Waarom dan?
Wat doen wij als we terugkijken op lijden?
Wij relativeren.
Wij weten wie we kunnen roepen om hulp. En wie niet.
Wij hebben weet van een diepe kracht in ons.
Wij waarderen het gewone. En soms gooien we ons leven om.
Omdat er maar één leven is en wij nu beseffen hoe dringend dat is. .
Het lijden komt in zoveel vormen op ons af. Wat is de kern ervan?
Dit, denk ik: iets in ons gelooft dat we alleen zijn. Dat we op onszelf aangewezen zijn.
Dat we er niet (meer) bij horen. Dat niemand op ons wacht of ons nodig heeft.
Juist omdat we op onszelf aangewezen zijn, komt de vraag op wat ons krachtbronnen zijn.
Op zijn roepen spreekt Jezus met Mozes en Elia, zoals Jorien spreekt met haar vader.
Maar dan komt er nog een stem uit de hemel.
'Jij bent mijn geliefde Zoon in wie ik vreugde vind.'
Voorbij aan elke menselijke hulp zijn wij verbonden met de Bron van alle leven.
Niets of niemand kan ons daarvan scheiden.
Ook in ons lijden zijn we Geliefd Kind van God.
Ook in onze dood zijn en blijven we dat.
Je moet er bijna ongelovig voor worden om die werkelijkheid te gaan zien.
Niet meer geloven wat voor de hand ligt, wat onze ogen en oren lijken te zien en te horen.
Gaan vertrouwen op een andere werkelijkheid. De werkelijkheid waar je hart van weet.
Van de week zei een weduwe: 'na de dood van mijn man, dacht ik: 'en nu moet ik dus alleen'.
Ik vond het verschrikkelijk.
Maar in één van die nachten voor de begrafenis, kwam er plotseling
een weten in me dat me zei dat ik niet alleen was.
Nooit. Ik zou het iedereen willen laten voelen.
God is er altijd!'
Ook bij haar kwamen de tranen van ontroering.
Midden in het lijden is er verlichting.
Bij zo'n verlicht mens wil je wel blijven.
Ook al snap je het niet.
Jorien ter Mors zat op de bank bij Henri Schut en Erben Wennemars.
Ze vertelde over haar gouden 1000 meter race
en hoe ze op het rechte eind had gedacht: 'kom pap, help me'.
Met die woorden kwamen de tranen mee.
Het raakte me, omdat er zoveel meer in mee klonk:
de pijn in haar rug,
de verloren races,
de valpartijen,
het verdriet over de dood van haar vader,
het getwijfel tussen shorttrack en lange baanschaatsen,
de risico's met de krachttraining van de laatste tijd
en misschien nog wel veel meer gedoe en verlies.
'Kom pap, help me'.
Zou je verdriet ook je kracht kunnen worden?
Geeft haar verdriet haar gouden medaille nog meer glans?
In het evangelie van deze zondag beklimt Jezus de berg.
Hij weet waar zijn weg naar toe leidt.
Hij gaat naar Jeruzalem, de stad van zijn lijden en dood.
Op de berg roept Hij ook: 'kom, Pap, help me'.
De hulp komt.
Mozes staat er. Die weet immers hoezeer een mens in het lijden gevangen kan zitten.
Elia komt. Die weet hoe een mens met God kan strijden als lijden op zijn pad komt.
Doodmoe kan je ervan worden.
Zo moe dat je zelfs denkt: 'laat maar. Voor wat nog?'
Met hen praat Hij over zijn weg,
Over lijden en sterven.
Het gesprek wordt omgeven met licht.
De leerlingen die het zien, willen er wel blijven.
Best wonderlijk, Wie wil er nu blijven als het hierover gaat?
De evangelist zegt dat ze niet weten wat ze zeggen.
En dat ze pas achteraf zullen begrijpen wat er gaande was, toen op de berg.
Wat doen wij als we lijden meemaken?
Wij ondergaan het. Wij strijden er tegen. Wij zoeken naar de zin. Wij willen een oplossing. Wij voelen ons verongelijkt. Wij hebben toch goed geleefd en goed gedaan? Waarom dan?
Wat doen wij als we terugkijken op lijden?
Wij relativeren.
Wij weten wie we kunnen roepen om hulp. En wie niet.
Wij hebben weet van een diepe kracht in ons.
Wij waarderen het gewone. En soms gooien we ons leven om.
Omdat er maar één leven is en wij nu beseffen hoe dringend dat is. .
Het lijden komt in zoveel vormen op ons af. Wat is de kern ervan?
Dit, denk ik: iets in ons gelooft dat we alleen zijn. Dat we op onszelf aangewezen zijn.
Dat we er niet (meer) bij horen. Dat niemand op ons wacht of ons nodig heeft.
Juist omdat we op onszelf aangewezen zijn, komt de vraag op wat ons krachtbronnen zijn.
Op zijn roepen spreekt Jezus met Mozes en Elia, zoals Jorien spreekt met haar vader.
Maar dan komt er nog een stem uit de hemel.
'Jij bent mijn geliefde Zoon in wie ik vreugde vind.'
Voorbij aan elke menselijke hulp zijn wij verbonden met de Bron van alle leven.
Niets of niemand kan ons daarvan scheiden.
Ook in ons lijden zijn we Geliefd Kind van God.
Ook in onze dood zijn en blijven we dat.
Je moet er bijna ongelovig voor worden om die werkelijkheid te gaan zien.
Niet meer geloven wat voor de hand ligt, wat onze ogen en oren lijken te zien en te horen.
Gaan vertrouwen op een andere werkelijkheid. De werkelijkheid waar je hart van weet.
Van de week zei een weduwe: 'na de dood van mijn man, dacht ik: 'en nu moet ik dus alleen'.
Ik vond het verschrikkelijk.
Maar in één van die nachten voor de begrafenis, kwam er plotseling
een weten in me dat me zei dat ik niet alleen was.
Nooit. Ik zou het iedereen willen laten voelen.
God is er altijd!'
Ook bij haar kwamen de tranen van ontroering.
Midden in het lijden is er verlichting.
Bij zo'n verlicht mens wil je wel blijven.
Ook al snap je het niet.
Reacties
Een reactie posten