Dat kúnnen wij!
Dat kúnnen wij! Op een mooie zaterdagochtend bladerde de werkgroep Ontmoeten Raakt door de bijbel, in de hoop iets te weten te komen over hoe Jezus mensen ontmoet. We kwamen terecht bij een bijzonder verhaal in Marcus 9. Een vader brengt zijn zoon naar Jezus. Hij lijdt aan de vallende ziekte. Jezus is er even niet. Maar zijn leerlingen denken: ‘Wij kúnnen dat. Kom maar.’ Dat valt vies tegen. Het duurt en duurt maar. Toeschouwers worden onrustig. Dan beginnen ze ook nog te mopperen en te schelden. Zo treft Jezus ze aan: ruziënd. Hij zucht: ‘Stelletje sneuneuzen. Jullie kunnen er niets van.’ Dan neemt Hij de zaak ter hand. De vader van de jongen zegt nog: ‘kan U het dan wél?’ Waarop Jezus boos reageert met: ‘Alles kan, voor wie gelooft.’ Hij jaagt de boze geest uit de jongen. Als de mensen denken dat de jongen dood is, pakt Hij diens hand en zet hem op zijn benen. Zie, hij is niet dood, hij leeft. Hebben we dat niet eerder gehoord? We kunnen het soms ook niet ‘Dat