De taxichauffeur en het vagevuur
De taxichauffeur en het vagevuur
Vrijdagmiddag 17 uur.
Ik verlaat de tandarts in Montfoort.
Achter mij gaat de deur van de praktijk op slot.
Nu nog naar huis. En dat is best een dingetje zonder auto.
Uiteindelijk belde ik een taxi.
Dat gebeurt wel vaker in deze periode van revalideren.
Waarom we leven
Ik kende de taxichauffeur die een kwartier later het portier voor me opende.
Een gevluchte Syriër die inmiddels goed Nederlands spreekt.
Ik bedank hem voor zijn snelle komst.
‘Geen probleem, mevrouw’, zegt hij, ‘we zijn er toch om elkaar te helpen?’
‘Zeker’, antwoordde ik.
‘En ook om lekker te eten’, zegt hij.
Als ik lach, is hij verbaasd. ‘Fout?’ zegt hij.
‘Nee, lijkt me wel mooi’, zeg ik, ‘samen aan tafel, en elkaar helpen.’
Niet te fanatiek
Onze 40dagen tijd is net begonnen. Ik vraag hem of hij een geloof heeft.
‘Ja, moslim’, zegt hij, ‘maar niet fanatiek hoor.’
Niet fanatiek betekende bijvoorbeeld ook niet al te fanatiek vasten in de Ramadan.
Tot ergernis van zijn vrouw. Maar volgend jaar was hij met pensioen en dan hoefde het niet meer.
Ik vertel hem dat katholieken ook vasten.
‘Dat begint op Valentijnsdag, niet?’ zegt hij, ‘Wel fijn, een lieve God. Onze is heel streng.’
De boekhouding van God?
Ik vraag hem of hij weet wat onze regels zijn.
‘Geen vlees’, zegt hij, ‘alleen maar geen vlees. Jammer, maar niet moeilijk.’
Dan vraagt hij: ‘Als ik na mijn dood bij God kom, en ik heb niet gevast, is Hij dan boos?
Vrijdagmiddag 17 uur.
Ik verlaat de tandarts in Montfoort.
Achter mij gaat de deur van de praktijk op slot.
Nu nog naar huis. En dat is best een dingetje zonder auto.
Uiteindelijk belde ik een taxi.
Dat gebeurt wel vaker in deze periode van revalideren.
Ik kende de taxichauffeur die een kwartier later het portier voor me opende.
Een gevluchte Syriër die inmiddels goed Nederlands spreekt.
Ik bedank hem voor zijn snelle komst.
‘Geen probleem, mevrouw’, zegt hij, ‘we zijn er toch om elkaar te helpen?’
‘Zeker’, antwoordde ik.
‘En ook om lekker te eten’, zegt hij.
Als ik lach, is hij verbaasd. ‘Fout?’ zegt hij.
‘Nee, lijkt me wel mooi’, zeg ik, ‘samen aan tafel, en elkaar helpen.’
Onze 40dagen tijd is net begonnen. Ik vraag hem of hij een geloof heeft.
‘Ja, moslim’, zegt hij, ‘maar niet fanatiek hoor.’
Niet fanatiek betekende bijvoorbeeld ook niet al te fanatiek vasten in de Ramadan.
Tot ergernis van zijn vrouw. Maar volgend jaar was hij met pensioen en dan hoefde het niet meer.
Ik vertel hem dat katholieken ook vasten.
‘Dat begint op Valentijnsdag, niet?’ zegt hij, ‘Wel fijn, een lieve God. Onze is heel streng.’
Ik vraag hem of hij weet wat onze regels zijn.
‘Geen vlees’, zegt hij, ‘alleen maar geen vlees. Jammer, maar niet moeilijk.’
Dan vraagt hij: ‘Als ik na mijn dood bij God kom, en ik heb niet gevast, is Hij dan boos?
Stuurt Hij me naar de
hel?’
‘Ik weet het natuurlijk niet,
‘Ik weet het natuurlijk niet,
maar misschien vindt God het belangrijker
dat je de armen helpt’, zeg ik,
‘trouwens, geloven jullie in een leven na de dood?’
‘Ja’, zegt hij, ‘mensen gaan naar Paradijs. Maar alleen als alles goed gedaan is.
‘trouwens, geloven jullie in een leven na de dood?’
‘Ja’, zegt hij, ‘mensen gaan naar Paradijs. Maar alleen als alles goed gedaan is.
Dus niemand gaat. Toch?
De hel is alleen voor misdadigers.
Dus: waar gaan we dan naar toe?
Ik heb
geleerd: God heeft een boek, en daar staat het in.
Maar mijn kinderen zeggen: ‘Doe
niet zo gek. Dat geloof je toch niet?’
Vagevuur en bidden
Ik vertel hem van het vagevuur.
Dat leek hem het meest realistisch voor gewone mensen als wij.
Voor die mensen kon je, net als katholieken in ieder geval vroeger deden, bidden.
‘Dua’ heette dat in zijn traditie. Bidden voor de zielenrust van de overledenen.
Zelfs de engelen over wie wij regelmatig zingen als we onze overledenen uitgeleide doen, kende hij: ‘die komen de ziel ophalen, een uur na de begrafenis’, zei hij.
Gods rekening en zijn rekening
Inmiddels stonden we voor mijn huis.
Hij stopte de meter, typte het bedrag in, en verlaagde die vervolgens ruimhartig.
‘Voor het goede gesprek’, zei hij.
‘Dank’, zei ik, ‘u bent een engel.’
Hij was verrast, maar hij hield het niet voor onmogelijk.
Ik vertel hem van het vagevuur.
Dat leek hem het meest realistisch voor gewone mensen als wij.
Voor die mensen kon je, net als katholieken in ieder geval vroeger deden, bidden.
‘Dua’ heette dat in zijn traditie. Bidden voor de zielenrust van de overledenen.
Zelfs de engelen over wie wij regelmatig zingen als we onze overledenen uitgeleide doen, kende hij: ‘die komen de ziel ophalen, een uur na de begrafenis’, zei hij.
Inmiddels stonden we voor mijn huis.
Hij stopte de meter, typte het bedrag in, en verlaagde die vervolgens ruimhartig.
‘Voor het goede gesprek’, zei hij.
‘Dank’, zei ik, ‘u bent een engel.’
Reacties
Een reactie posten