toch goed genoeg
Toch goed genoeg....
Ze
hingen aan zijn lippen, die toehoorders van Jezus. Ze gingen helemaal op in wat
Hij zei. Zozeer, dat ze hun magen niet voelden knorren. De
leerlingen van Jezus zijn bezorgd en zeggen: ‘laten we
stoppen, want dan kan iedereen voor het donker nog eten kopen en een
slaapplaats vinden.’ Lekker praktisch ingestelde mensen.
Maar
Jezus wil dat zijn leerlingen die honger zelf stillen. ‘Hoe kan dat nu?’, vragen zij, ‘we hebben maar vijf broden en
twee vissen. Dat is niets voor zoveel mensen!’
Ze verwoorden wat wij ook voelen
als we tegenover een te groot probleem worden geplaatst. Wat kunnen we
doen aan foute kledingfabrieken in een ver land, aan onterechte ontslagen
dichtbij? Wat kunnen we doen wanneer we een flatgebouw zien branden als een fakkel of horen van 14 jarige, vermiste meisjes? We hebben onze goede wil bewuste keuzes te maken. We geven soms een tientje. Je plaatst een hartje onder het bericht van een overlijden. Maar dat is
toch vaak niet meer dan een druppel op de goede plaat? Wij zouden in antwoord
op Jezus’ opdracht zelf de honger op de wereld dan maar te stillen, zeer
terecht kunnen zeggen: ‘ we hebben niet genoeg.’
Jezus
vraagt om de vijf broden en twee vissen.
Hij vraagt om het weinige dat er wel is. Vaak is ons als kind daarover al gezegd: 'het is te weinig wat je daar hebt, wij hebben er niets aan.' Vanaf dat moment hebben we het maar bij ons gehouden of hebben het
zelfs verstopt. Jezus ziet het als een werkelijke bijdrage. Hij heiligt het, dankt God
voor het, verbindt zich zelf eraan en deelt het dan uit. Het weinige is dan
overvloed.
Hoe vaak leven wij naar het kleine zinnetje ‘Ik ben niet (goed) genoeg'? Best vaak! De enige die dat nooit
gelooft, is God. Daarom gebeuren er met het weinige bijzondere dingen. Een oude man
wordt voor de dood weggehaald. Zwak en ziek wordt hij een paar weken later negentig
jaar. De hele familie is verzameld. In
zijn rolstoel wordt hij het zaaltje binnen gereden en allemaal komen ze op
audiëntie even bij hem zitten. Hij huilt. Hij dacht: ‘wie ben ik nu nog? Maar
zie wat een overvloedig klein feestje!’
Een
jonge vrachtwagenchauffeur komt in Roemenië. Hij is onder de indruk van de
armoede. Hij ondervindt er meteen ook de donkere kanten van, want hij wordt
bestolen. Thuis denkt hij: ‘wat kan ik doen?' Hij besluit hulpgoederen te gaan brengen. En gaat inmiddels één keer per jaar. Eerst in zijn vakantie en op eigen
kosten. Maar het weinige is besmettelijk. Toen zijn baas er lucht van
kreeg, gaf hij hem tijd en de vrachtwagen van
de zaak mee. Het weinige gaat wonderen verrichten.
Wanneer we leven vanuit het geloof dat we niet goed genoeg zijn, zijn we uiteindelijk op onszelf aangewezen. Daar wordt niemand beter van.
Wanneer we het weinige dat we hebben en zijn, toch geven, met een piepklein geloof dat het er ook mag zijn, kunnen wonderen gaan gebeuren.
Meer dan we denken. En van wonderen knapt iedereen op.
Reacties
Een reactie posten