opzien tegen een nieuw seizoen (en het waarom)
Het nieuwe seizoen (en ik zie er tegenop).
De vakantie nadert zijn einde.
Het nieuwe seizoen staat voor de deur.
Ik zie er een beetje tegenop, merk ik.
Het is de haast die me parten speelt.
Nee, niet het rennen van de ene naar de andere afspraak,
maar de haast in de vergadering zelf.
In een vergadering ontspint zich bijv. een gesprek als dit:
'Het aantal communicanten loopt toch wel erg terug'.
'Ja, dat is zo. Weet je: vroeger waren de scholen tenminste nog katholiek.'
'Dat bedoel ik. Toen deden ze er tenminste nog wat aan.'
'Zullen we eens om een overleg met de directeuren vragen?'
'Wat gaan we dan zeggen?'
'Nou, dat ze er maar eens wat aan moeten doen,
anders moeten ze dat r.k. er maar afhalen.'
En de datumprikker gaat uit.
In een locatie-raad gaat het zo:
'NN van de vormselcatechese heeft aangegeven dat ze gaat stoppen.
Ze heeft het en jaar of 10, 12 gedaan, denk ik. We moeten haar nog bedanken.'
'Zeker. Is een Willibrordplaquette iets?'
'Kan'.
'Wie gaat het vormsel nu dan doen?'
'De andere leden kunnen toch verder?'
'Anderen? Ze deed het de laatste jaren alleen hoor!'
'Oh, ok. ik .. nou ja, misschien die Willibrordplaquette dan maar.'
'Wanneer is het vrijwilligersdag? Ik hoop dat ze dan komt!'
Je kunt al raden vanuit welke overtuigingen hier wordt gehandeld:
'Zonder kinderen geen toekomst voor de kerk',
'Wie gedoopt is, doet ook communie én vormsel,
'De school levert kinderen en hulpouders',
'Als bestuur geven we de vrijwilligers het gevoel dat ze gewaardeerd worden'.
De vergadering twijfelt niet aan die overtuigingen.
Ze komt tot daden. Efficiënt, krachtdadig als ze wil zijn.
Toch voel je dat veel van die daden niet helemaal zuiver zijn.
Of niet helemaal uitgekristalliseerd.
Ik maak het iets groter: Geen communicanten? Schooldirecteur op het matje. Laat die zich maar verantwoorden.
Daarachter is er nóg iets te ontdekken.
Deze vraag geeft er toegang toe:
Wat is onze diepste missie? Waar staan wij voor?
(dus niet alleen: wat vinden we ervan? Maar echt: wat geloven we ten diepste van onszelf?)
Het is een vraag om bij te mijmeren, over te bidden, om samen over uit te wisselen.
Stel dat we antwoorden: 'Liefde',
Stel dat we zeggen: 'Lichaam van Christus',
Stel dat het antwoord: 'Leerlingen van Jezus' is,
of 'Levende stenen',
of 'Schapen van de Goede Herder',
dan kunnen we zo'n beeld samen tot ons nemen,
er als het ware helemaal in opgaan,
en als dat (een beetje) lukt ons samen afvragen:
'Wat zou Liefde doen nu er te weinig communicanten zijn?'
of: 'Als we het Lichaam van Christus zijn, wat gebeurt er dan in dat Lichaam nu deze vrijwilligster stopt?'
Dat zijn vragen die onwennig zijn.
We hebben ze lang gelaten, omdat er 'toch geen eenduidig antwoord' op was.
Ik verlang ernaar het vaker te doen.
Minder praktisch en efficiënt te worden,
minder snelle overtuigingen,
en meer samen de diepte in te gaan.
Want opnieuw beseffen wie we uiteindelijk zijn als geloofsgemeenschap,
laat ons met nieuwe ogen kijken naar de werkelijkheid van alledag,
het verbreedt onze blik
en geeft onze daden een nieuw elan.
Dat zal vreugde brengen
(en een opgeluchte schooldirecteur).
De vakantie nadert zijn einde.
Het nieuwe seizoen staat voor de deur.
Ik zie er een beetje tegenop, merk ik.
Het is de haast die me parten speelt.
Nee, niet het rennen van de ene naar de andere afspraak,
maar de haast in de vergadering zelf.
In een vergadering ontspint zich bijv. een gesprek als dit:
'Het aantal communicanten loopt toch wel erg terug'.
'Ja, dat is zo. Weet je: vroeger waren de scholen tenminste nog katholiek.'
'Dat bedoel ik. Toen deden ze er tenminste nog wat aan.'
'Zullen we eens om een overleg met de directeuren vragen?'
'Wat gaan we dan zeggen?'
'Nou, dat ze er maar eens wat aan moeten doen,
anders moeten ze dat r.k. er maar afhalen.'
En de datumprikker gaat uit.
In een locatie-raad gaat het zo:
'NN van de vormselcatechese heeft aangegeven dat ze gaat stoppen.
Ze heeft het en jaar of 10, 12 gedaan, denk ik. We moeten haar nog bedanken.'
'Zeker. Is een Willibrordplaquette iets?'
'Kan'.
'Wie gaat het vormsel nu dan doen?'
'De andere leden kunnen toch verder?'
'Anderen? Ze deed het de laatste jaren alleen hoor!'
'Oh, ok. ik .. nou ja, misschien die Willibrordplaquette dan maar.'
'Wanneer is het vrijwilligersdag? Ik hoop dat ze dan komt!'
Je kunt al raden vanuit welke overtuigingen hier wordt gehandeld:
'Zonder kinderen geen toekomst voor de kerk',
'Wie gedoopt is, doet ook communie én vormsel,
'De school levert kinderen en hulpouders',
'Als bestuur geven we de vrijwilligers het gevoel dat ze gewaardeerd worden'.
De vergadering twijfelt niet aan die overtuigingen.
Ze komt tot daden. Efficiënt, krachtdadig als ze wil zijn.
Toch voel je dat veel van die daden niet helemaal zuiver zijn.
Of niet helemaal uitgekristalliseerd.
Ik maak het iets groter: Geen communicanten? Schooldirecteur op het matje. Laat die zich maar verantwoorden.
Vrijwilliger weg? O, even netjes bedanken. Standaardkaartje. Standaardcadeautje. En vergeten als je niet op de vrijwilligersdag bent geweest.
Daarachter is er nóg iets te ontdekken.
Deze vraag geeft er toegang toe:
Wat is onze diepste missie? Waar staan wij voor?
(dus niet alleen: wat vinden we ervan? Maar echt: wat geloven we ten diepste van onszelf?)
Het is een vraag om bij te mijmeren, over te bidden, om samen over uit te wisselen.
Stel dat we antwoorden: 'Liefde',
Stel dat we zeggen: 'Lichaam van Christus',
Stel dat het antwoord: 'Leerlingen van Jezus' is,
of 'Levende stenen',
of 'Schapen van de Goede Herder',
dan kunnen we zo'n beeld samen tot ons nemen,
er als het ware helemaal in opgaan,
en als dat (een beetje) lukt ons samen afvragen:
'Wat zou Liefde doen nu er te weinig communicanten zijn?'
of: 'Als we het Lichaam van Christus zijn, wat gebeurt er dan in dat Lichaam nu deze vrijwilligster stopt?'
Dat zijn vragen die onwennig zijn.
We hebben ze lang gelaten, omdat er 'toch geen eenduidig antwoord' op was.
Ik verlang ernaar het vaker te doen.
Minder praktisch en efficiënt te worden,
minder snelle overtuigingen,
en meer samen de diepte in te gaan.
Want opnieuw beseffen wie we uiteindelijk zijn als geloofsgemeenschap,
laat ons met nieuwe ogen kijken naar de werkelijkheid van alledag,
het verbreedt onze blik
en geeft onze daden een nieuw elan.
Dat zal vreugde brengen
(en een opgeluchte schooldirecteur).
Reacties
Een reactie posten