advent 3: Je meest menselijke kant


In een jongerengroep van een collega ontstaat het idee
om voor 'arme' mensen jassen aan de bomen in het dorp te hangen.
Aan de jassen hangen kaartjes die zeggen
dat mensen die geen jas (voor hun kinderen) kunnen betalen,
een jas mogen meenemen.
Als de jassen eenmaal hangen, komt het commentaar:

'Er zijn hier geen arme mensen.'

'Hoe kunnen we dan weten of de jas goed terecht komt?'

'Straks loopt een ander kind met de jas van mijn kind.'

'Als andere jongeren maar niet baldadig worden en de jassen kapot maken'.

De opmerkingen zijn allemaal meteen te snappen.
Wie wat geeft, wil graag dat het cadeau goed terecht komt.
Tegelijk gebeurt er iets pijnlijks.
Misschien hadden de ouders helemaal niet in de gaten, wat ze eigenlijk zeiden.

Hoe erg zal je je schamen als je wél arm bent,
en iedereen vindt dat 'hier geen arme mensen zijn'?
Waar wil je als gever allemaal controle over houden?
Wat gebeurt er met een mens in de ellende  als je eerst moet bewijzen dat je een cadeau waard bent voordat het je gegeven wordt?

Vandaag horen we Johannes de Doper over jassen zeggen.
Aan de oever van de Jordaan doopt hij vele bezoekers.
Als die, schoon gewassen en wel aan de oever staan, vragen ze hem: 'wat moeten we doen?'

Hij zegt:  'als je twee jassen hebt, geef er dan één weg'.
Tegen tollenaars zegt hij:  vraag niet meer dan je mag.'
en tegen de soldaten : 'pers niemand af. Laat niemand je omkopen. Leef van je soldij.'

We kennen allemaal  de sterke impulsen, bezit te vergaren, je macht te gebruiken,
het grote geld achterna te gaan.
Ergens in ons systeem zit het idee dat die ons zekerheid zullen geven.
We kunnen het lijstje nog wel langer maken, want niet alleen macht of geld,
maar ook positie en protocol, ook regels en de hang naar eigen tradities,
zijn dingen waar we ons aan vasthouden.
Die we desnoods met hand en tand zullen verdedigen,
want anders zijn we 'alles' kwijt.
Aan uitzonderingen kunnen we niet beginnen, want dan 'is het einde zoek'.




Je zou kunnen zeggen:  het is het werk van het  dier in ons dat zich veilig wil voelen.
Daarom verdeelt het de wereld in wij-zij, in ja en nee.
Alles om de kans op overleven zo groot mogelijk te maken.

Eigenlijk vraagt Johannes de mensen dus niet beestachtig te zijn,
maar het meest menselijke in zichzelf te voorschijn te roepen.

Het geven is daarvan misschien wel het beste voorbeeld.
Maar zelfs dat gebaar ligt onder vuur van het dieren-brein van ons.
Dat zegt dat we onze spullen beter kunnen delen met onze eigen clan,
dan met de mensen die we niet kennen,
waarvan we niet weten of ze door eigen schuld in de ellende zijn geraakt,
waarvan we dus niet met zekerheid weten of het cadeau wel 'goed' terecht komt.

Johannes discussieert niet:  'geef aan wie niet heeft'.

Je kent het wel:
een dokter die even afwijkt van het protocol en jou ziet
een ambtenaar die jou in jouw situatie verder wil helpen en zich niet verschuilt achter zijn balie
een buurvrouw die zomaar even....
iemand die stopt als je een ongeluk hebt gehad en bij je blijft totdat...

Kortom:  een echt mens.

Vind dan nu die echte mens in jou
en wees zo'n cadeau voor een ander op jouw pad.








Reacties

Populaire posts van deze blog

trage vragen

labyrint 10 (van de 12): Maria labyrint in Wernhout (NB)

we zijn allemaal kreukels