bidden kan ik ook thuis (6)
Bidden kan ik ook thuis (6)
Bidden kan ik ook thuis.
Maar welke dingen geven dan inspiratie?
Een serie beelden in en om het huis.
Die lijkt toch wel op deze
Bron: christipedia
De menora (van het Hebreeuws woord Menorah, dat kandelaar, luchter of lichtdrager betekent) is de gouden kandelaar met zeven lampen, die licht gaven in het Heilige van de tabernakel en later in het Heilige van de tempel te Jeruzalem. De Schrift noemt hem 'de lamp van God' (1 Sam. 3:3).
De menora (van het Hebreeuws woord Menorah, dat kandelaar, luchter of lichtdrager betekent) is de gouden kandelaar met zeven lampen, die licht gaven in het Heilige van de tabernakel en later in het Heilige van de tempel te Jeruzalem. De Schrift noemt hem 'de lamp van God' (1 Sam. 3:3).
Wat zijn plaats betreft, de kandelaar stond in de eerste afdeling van de Tentwoning, recht tegenover de tafel van de toonbroden, aan de zuidkant van de tabernakel. Als de priester binnenkwam, stond de kandelaar links in het Heilige.
De menora was één stuk gedreven werk van zuiver goud (Ex. 37:17, 22). De kandelaar bestond uit een voetstuk met een schacht waaruit aan weerskanten drie takken (Statenvertaling: 'rieten') of armen ontsprongen (Ex. 37:18). Elke tak of arm had drie schaaltjes in de vorm van amandelbloemkelken. Elke kelk bestond uit knop en bloesem (Ex. 37:19). Aan de hoofdschacht zelf zaten vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, met hun knoppen en bloesems (Ex. 37:20). Onder elk van de drie paren armen zat een knop. De kandelaar wordt dus als een bloeiende plant of boom voorgesteld. Uit de stam komen de takken met knoppen en bloesems.
Bovenop de schacht en de armen staan zeven losse lampjes (Ex. 37:23) met hun oliepitjes naar voren gericht.
Het Hebreeuwse woord voor amandelboom hangt samen met het woord 'waken', misschien omdat de boom vroeg in het voorjaar bloeit. De kandelaar wekt zo drie denkbeelden: 1) plant/boom, 2) licht geven en 3) waakzaam zijn.
In Rom. 6:5 zegt Paulus dat wij met Christus één plant zijn geworden, met Hem verenigd zijn. De armen van de kandelaar kwamen uit de schacht als takken uit een stam en waren er één geheel mee.
Wat het licht en de waakzaamheid betreft, in de eerste plaats is God de bron van het licht en Hij waakt over zijn volk. In de tweede plaats hebben wij als Gods tegenwoordige priestervolk de opdracht om ons licht te laten schijnen en om waakzaam te zijn. Zowel de Heer als zijn leerlingen zijn lichten in de wereld. Zolang onze Heer in de wereld was, was Hij 'het licht van de wereld' (Joh. 9:5). En van zijn leerlingen zei Hij: 'U bent het licht der wereld' (Matth. 5:14).
Wanneer brandden de lampen? Ex. 27:20 zegt 'voortdurend', maar Ex. 27:21 zegt 'van de avond tot de ochtend'.
Wanneer brandden de lampen? Ex. 27:20 zegt 'voortdurend', maar Ex. 27:21 zegt 'van de avond tot de ochtend'.
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schrijft dat de lampen dag en nacht brandend werden gehouden. Dat kan in zijn tijd gebruikelijk zijn geweest.
Reacties
Een reactie posten